Een priemgetal is een getal groter dan EEN en slechts deelbaar door EEN en door zichzelf…
Lang geleden stond er in een mooie oude stad een mooie oude bibliotheek. De bibliotheek telde enorm veel kamers en toen ik binnenkwam rook ik het hout van de lambriseringen en de trappen en zag ik het stof liggen op de boeken in de kasten. Ik rook het muffe tapijt. Kasten reikten van de vloer tot aan het plafond en ze puilden uit van boeken. Overal waar ik keek zag ik boeken. Kennis en wetenschap, vergaard door de jaren heen. Het was een fijne, warme plek, die bibliotheek en ik kwam er graag. De bibliotheek bestond uit verschillende verdiepingen en toen ik de houten trappen beklom, werd ik naar nog meer boeken gebracht. De zolder van de bibliotheek was slechts bereikbaar via een gammel en wankel laddertje, dus daar kwam ik maar niet.
Boven op zolder woonde getal Twee. Twee was een priemgetal, uniek onder de getallen. Twee woonde alleen op die zolder, voornamelijk ook met veel plezier. Hele dagen kon Twee doorbrengen met zichzelf te bewonderen voor de spiegel. Twee was het eerste priemgetal van de reeks, nog specialer dan alle andere priemgetallen en daarom was hij uniek, maar eenzaam. Twee begon langzaam maar zeker te beseffen, dat hij zijn doel nooit zou bereiken als hij maar op zolder uniek bleef zijn. Zijn spiegelbeeld zei: “Wij zijn Twee, jij en ik, maar ik zeg jou, er is nog meer dan wij Twee, ga ernaar op zoek”.
Twee besloot de eigen raad op te volgen en daalde het gammele laddertje af. Iedere krakende trede sterkte hem in zijn verlangen naar meer.. naar meer van zichzelf te leren kennen, naar meer mogelijkheden. Twee had de angst om van zolder te komen naast zich gezet en dwaalde rond over de verdiepingen van de bibliotheek. In de eerste kamer waar hij kwam, ontmoette hij Drie. Drie zei: waar je ook naartoe gaat, ik ga met je mee. In de volgende kamer ontmoette hij Vijf. Vijf zei: waar je ook naartoe gaat, ik ga met je mee. Een verdieping lager ontmoette hij Zeven en Elf en Dertien. En zij zeiden: waar je ook naartoe gaat, wij gaan met je mee. Jij hebt ons nodig.
Twee begreep er helemaal niks van en bleef verward rondlopen door de bibliotheek. Hoe kon dit hem dichter bij zijn doel brengen, vroeg hij zich af. Met alle getallen achter hem aan, belandde hij uiteindelijk in de kelder. Daar zat een man met een bos grijs haar, wiskundige vergelijkingen te mompelen boven zijn boeken. Albert was zijn naam. Albert, vroeg Twee, kunt u mij alstublieft helpen? Ik wil graag mijn doel bereiken, maar wat moet ik met deze getallen hier? Ze achtervolgen me en laten me niet meer los, zei Twee.
Ach, zei Albert verstrooid, was alles maar zo eenvoudig in mijn leven als dit vraagstuk. Twee, ik weet alles van jouw soort, de priemgetallen. Twee is je controle en je angst, Drie is je zelfvertrouwen, Vijf is je wijsheid, Zeven is je inlevingsvermogen, Elf is je empathie en Dertien is je acceptatie. Jij hebt zelf jouw antwoord gevonden, zei Albert. Als je deze getallen naast elkaar laat bestaan, krijg je een enorm groot samengesteld getal, met ontelbaar veel mogelijkheden door delen.